Na een voorspoedige zwangerschap van 41,6 weken begint mijn levensverhaal in de nacht van 13 maart 2002.
Na een onrustige nacht, besluit de verloskundige rond 11.10 uur met 3 cm ontsluiting dat mama naar het ziekenhuis moet voor wat hulptroepen. We gaan naar het Laurentius Ziekenhuis in Roermond. Rond 12.00 uur ligt mama veilig in bed met een infuus weeën opwekkers en aangesloten aan de CTG. Het grote wachten kan verder gaan. Rond 16.00 uur is er volledige ontsluiting en kan mama naar de bevallingskamer. Om 17.05 uur zie ik dan het levenslicht!!! Alhoewel, zien?!?!?
Tijdens de laatste perswee komt de dienstdoende gynaecoloog, Dr. A.K. Westendorp, de verloskamer binnen. Hij is de eerste die door heeft dat het niet goed gaat met mij. Ik ben grauw, grijs en levenloos. Snel duwt Dr. Westendorp zijn assistente Mevr. K. van Kaam aan de kant, knipt de navelstreng door en rent met mij de deur door naar de kamer naast de verloskamer.
De gynaecoloog en de toegesnelde kinderarts moeten mij reanimeren en stabiliseren. Na een tijd ga ik naar de kinderafdeling, hier kan ik echter niet blijven. Met de babylance gaan ik die avond nog naar het Academisch Ziekenhuis in Maastricht. Ik moet naar de IC van de afdeling Neonatologie, de intensive care voor baby’s! Al snel wordt duidelijk dat de artsen in Maastricht geen idee hebben wat er met mij aan de hand is, maar dat het ernstig is kan men wel al aan papa en mama vertellen.